C
riminaliteit in de Nederlandse samenleving is sinds de Tweede Wereldoorlog steeds zichtbaarder geworden. Dat constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in de meest recente editie van het Sociaal en cultureel rapport. Met de opmars van de zogenoemde kleine criminaliteit wordt de gemiddelde burger steeds vaker geconfronteerd met onveiligheid.
Een vijftal door Paul Schnabel benoemde i’s – individualisering, intensivering, informalisering, internationalisering en informatisering – kan deze ontwikkeling verklaren, schrijft het SCP. De individualisering van de afgelopen decennia leidde tot meer keuzevrijheid en daarmee tot meer gelegenheden voor normoverschrijdend gedrag. Deze trend is versterkt door een proces van intensivering, waarbij burgers hun leven vormgeven volgens de eigen wensen en beleving.
Tegelijkertijd stelden de informelere omgangsvormen traditioneel gezag en autoriteit ter discussie. Met de toenemende internationalisering werd onze maatschappij geconfronteerd met grensoverschrijdende criminaliteit. En de komst van immigranten vergrootte intolerantie in het publieke domein en gevoelens van onveiligheid onder autochtone bevolkingsgroepen.
De recente discussies over incidenten tijdens de jaarwisseling maken de dilemma’s rond deze ontwikkeling duidelijk, zegt Schnabel. Politie en justitie besteden extra aandacht aan geweld tegen werknemers met een publieke taak. En burgers kunnen met mobieltjes eenvoudig beelden van ongeregeldheden vastleggen.
Dat maakt het lastig om vast te stellen of zich veranderingen voordoen in crimineel gedrag, of dat er simpelweg meer wordt gezien. “Het paradoxale effect is dus dat verbeteringen in informatisering niet alleen kunnen leiden tot een effectievere veiligheidsaanpak, maar ook tot een beeld van stijgende criminaliteit.”
Het SCP heeft in verschillende publicaties aandacht besteed aan de oorzaken én gevolgen van de toegenomen zichtbaarheid van criminaliteit. In het al genoemde Sociaal en cultureel rapport wordt de Nederlandse veiligheidszorg omschreven als “een uitdijend beleidsterrein gebleken waaraan jaar op jaar meer geld wordt uitgegeven.”
‘De uitgaven aan veiligheid zijn bijna peanuts’
Schnabel wijst erop dat de overheidsuitgaven door de huidige economische omstandigheden onder druk komen te staan, maar “wat het kabinet nu eerst en vooral probeert, is om de stijging van kosten binnen de perken te houden. Zelfs in de zorg en de sociale zekerheid is eigenlijk geen sprake van bezuinigingen. En in vergelijking met deze sectoren zijn de uitgaven aan veiligheid bijna peanuts.”
En hoe zit het met de rijksbijdrage aan de veiligheidstaken van gemeenten? “Gemeenten willen best meer taken op zich nemen, maar ze krijgen er naar hun eigen oordeel te weinig budget voor. Rond de Wet werk en bijstand, die in 2003 werd ingevoerd, is het de rijksoverheid gelukt om de gemeentelijke budgetten te verminderen zonder dat dit op lokaal niveau leidde tot problemen. Gemeenten kregen toen een belang bij de uitstroom van bijstandgerechtigden, en kijken daarom extra kritisch naar de verstrekking van uitkeringen. Dat leidde tot een daling van het aantal uitkeringsontvangers – al was dat mede mogelijk dankzij de gunstige economische ontwikkelingen.”
Schnabel noemt het dan ook “spannend” om te zien hoe de veiligheid zich zal ontwikkelen als de landelijke overheid daadwerkelijk budgetten gaat inkrimpen, zoals is voorzien voor de jaren 2014 tot en met 2018.
“De overheid houdt er rekening mee dat meer burgers door de economische crisis het verkeerde pad opgaan. Verschillende internationale empirische studies tonen een verband tussen werkloosheid en inkomensongelijkheid aan de ene kant, en criminaliteit, met name vermogensdelicten, aan de andere kant. Financiële nood door faillissementen, ontslagen en schulden kan illegale verdienmodellen nu eenmaal aanlokkelijker maken. Die ontwikkeling kan zowel witteboordencriminaliteit, bijvoorbeeld fraude en belastingontduiking, als straatcriminaliteit stimuleren. Bij de gewone Nederlander diende de economische crisis zich pas echt aan in 2011, toen de koopkracht begon te dalen en een groeiend aantal mensen werkloos thuis kwam te zitten. Het is daarom nu nog erg vroeg om actuele veiligheidsontwikkelingen toe te schrijven aan de crisis.”
Ook de gevolgen van eventuele bezuinigingen op criminaliteitsbestrijding voor de veiligheidsbeleving zijn nog hoogst onzeker, benadrukt Schnabel. “Elke keer blijkt uit onderzoek dat de relatie tussen uitvoeringsbeleid en veiligheidsbeleving nogal dun is. Dit in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt. Uiteraard moeten we de ontwikkelingen wel nauwkeurig blijven volgen, zeker als de bezuinigingen echt ingrijpend worden.”
‘De burger zal eerder een bijdrage leveren als er steun is vanuit de politie’
Bezuinigingen gaan vaak samen met decentralisatie van taken naar gemeenten, die deze dichterbij de bevolking effectiever en efficiënter zouden kunnen uitvoeren. “Van bepaalde vormen van zorg vindt de politiek al langer dat ze beter op lokaal niveau kunnen worden georganiseerd. Neem de thuishulp in de AWBZ, die 7 jaar geleden is gedecentraliseerd om de zorg dichter bij mensen te brengen en meer maatwerk mogelijk te maken. Heel lang was het idee dat er tussen zorgvragers geen verschillen mogen zijn in de kansen op zorg en ondersteuning. Maar inmiddels heet dat juist maatwerk.” En ook binnen het veiligheidsterrein kan de lokale situatie gebaat zijn bij maatwerk.
Naast informatisering en decentralisatie is ook burgerparticipatie een maatschappelijke ontwikkeling die de huidige veiligheidszorg niet onberoerd laat. Al ruim 30 jaar wordt bij de aanpak van criminaliteit en onveiligheid een bijdrage van burgers en ondernemers gevraagd.
Terecht, vindt Schnabel. “Van burgers en bedrijven mogen we best verwachten dat ze zichzelf op een redelijke manier beveiligen. In onze hoogstedelijke welvaartsstaat is nu eenmaal veel buit voorhanden. En het is eigenlijk heel raar dat de omvang van de private beveiligingszorg in Nederland zo lang is achtergebleven bij die van andere landen.”
‘In de jaren 50 viel in de meeste huizen niets te halen, en moeder was altijd thuis’
Dit wil niet zeggen dat de overheidsbemoeienis automatisch verdwijnt, of zelfs maar vermindert. “Tot op zekere hoogte vraagt een bijdrage vanuit burgers om blijvende, actieve betrokkenheid van de overheid. De burger zal eerder een bijdrage leveren als er steun is vanuit de politie. Zeker wanneer mensen een eigen woning bezitten, zijn ze eerder bereid om de buurt netjes en veilig te houden – omdat ze daarmee waardevermindering kunnen voorkomen. Welbegrepen eigenbelang gaat dan samen met het algemeen belang.”
In verschillende publicaties heeft Schnabel, die een groot aantal essays, artikelen en rapporten op zijn naam heeft staan, de Nederlandse burger realiteitsresistent genoemd. Als het goed gaat met het land, zijn burgers ervan overtuigd dat het eigenlijk slecht gaat. Of in ieder geval slechter dan vroeger.
Speelt dit gebrek aan realiteitszin ook een rol bij veiligheidsbeleving? “De angst voor slachtofferschap is altijd het grootst bij mensen die de minste kans hebben dat er iets gebeurt. Met name ouderen. Dat heeft te maken met hun gevoel van kwetsbaarheid: het gevoel geen verweer te kunnen bieden tegen daders.”
Over de gevolgen van de vergrijzing voor de overheidsinspanningen op het gebied van veiligheidsbeleving maakt Schnabel zich desondanks geen grote zorgen. “Het is duidelijk dat het de overheid niet onverschillig kan laten hoe veilig burgers zich voelen. Veiligheid is het eerste dat we van een overheid verwachten; dat idee kennen we al uit de nachtwakersstaat van de 19e eeuw. Ook al kan de overheid veiligheid niet garanderen, ze heeft wel een inspanningsverplichting.”
En Schnabel neemt nog een zorg weg. “Je hoort zo vaak: vroeger was het allemaal zo veilig en kon je gewoon de achterdeur open laten. Maar vergis je niet: in de jaren 50 viel in de meeste huizen niets te halen, en moeder was altijd thuis. Veel huizen staan nu overdag leeg en staan vol mooie spullen. Dan moet er meer dicht dan de achterdeur.” <<